Frans Verstreken
Vader van het eerste Salon van de Vlaamse Humor anno 1952
Soms schuilt geluk in een hoekje. Tijdens de voorbereiding van een tentoonstelling over de Lierse Uitgeverij Van In ontdek ik in Archief Lier een onvermoed brokje striperfgoed. In het rijke archieffonds van de Lierse duizendpoot Frans Verstreken stuit ik op twee dossiertjes gewijd aan de eerste editie van het Salon van de Vlaamse Humor in 1952, georganiseerd door de Vlaamse Toeristenbond. Naast blikvangers als een ongepubliceerde cartoon van Morris en een karikaturaal portret van Frans Verstreken kleurig gepenseeld door Marc Sleen, ontrolt zich voor mijn ogen het hele verhaal van ontstaan en realisatie van de eerste cartoonexpositie in Vlaanderen, voorloper van het internationale Cartoonfestival Knokke-Heist. Meegenomen is wel dat Verstreken elk snippertje papier, tot kattebelletjes toe, netjes bewaarde.
Honderd jaar na zijn geboorte lijkt het meer dan passend om de pioniersrol van Frans Verstreken inzake de promotie van de Vlaamse cartoon, en bij uitbreiding het stripverhaal, uit de doeken te doen. Tot voor kort was het volslagen onbekend dat Verstreken de curator was van het eerste VTB-salon van 1952, niets meer of minder dan de eerste cartoontentoonstelling in Vlaanderen. Deze bijdrage is een uitgebreide versie van het artikel dat ik eind 2022 in Stripgids aan deze zaak van belang heb gewijd. Hier krijg ik de kans nog dieper te graven in het Archief Verstreken, en zijn ijverige samensteller in een welverdiend zonnetje te zetten.
Publicist
Geboren en getogen Lierenaar Frans Verstreken (1923-2003) verdient zijn boterham als publicist, zoals hij zichzelf graag voorstelt. Hij schrijft in diverse tijdschriften en kranten over cultuur, film, televisie, muziek en uiteraard over zijn geliefde stad Lier. Zo pent hij in 1950 een vlotte stadsgids uitgegeven door het Lierse Zimmertoren-comité, vereniging voor vreemdelingenverkeer. Als lid van dit comité ligt het toerisme hem nauw aan het hart. Ondertussen is hij ook al actief als auteur voor de tijdschriften De Toerist en De Autotoerist van de Vlaamse Toeristenbond/Vlaamse Autotoeristenbond.
Mogelijk komt hij via deze weg in de loop van 1951 in rechtstreeks contact met Jozef Van Overstraeten (1896-1986), de flamboyante voorzitter van de Vlaamse Toeristenbond. De Vlaams-nationalistische voorvechter van het cultuurtoerisme in Vlaanderen wenst van 1952 een heus Jubeljaar te maken, om met de nodige luister en activiteiten de dertigjarige verjaardag van zijn VTB te vieren.
Het ontgaat Van Overstraeten - die de Vlaamse pers nauwgezet op de voet volgt - waarschijnlijk niet dat de dagelijkse cartoons een gesmaakte kijk op de actualiteit geven. Bovendien is na de Tweede Wereldoorlog een ware opbloei van Vlaamse cartoonisten aan de gang. Ongetwijfeld ziet hij hier een mooie kans om zijn leden op ludieke wijze te verblijden.
In Frans Verstreken vindt hij een geschikte samensteller voor een eerste Salon van de Vlaamse Humor. De Lierenaar die vaak met een vrolijke bril naar de wereld kijkt, is vertrouwd met toegepaste grafiek. Reeds enige jaren is hij een verwoed verzamelaar van ex librissen en schrijft hij over Vlaamse grafici als Henri Van Straten en Victor Stuyvaert. Als neef van Joë Meulepas (1915-2007), alias Pil, wijdt hij in 1950 een monografie aan de bekende cartoonist van de krant De Standaard. Kortom, de VTB kan het niet beter treffen dan met Frans Verstreken: een vlotte pen, een fijn gevoel voor humor én vertrouwd met tekenwerk.
Goed voorbereid aan de slag
Het eerste contact tussen Frans en Jozef over de tentoonstelling dateert zeer waarschijnlijk van 1951. Aan de hand van een schoolschriftje is het mogelijk de minutieuze voorbereiding van Frans te volgen. Uit zijn eerste aantekeningen (Algemene Richtlijnen) blijkt dat het Salon aanvankelijk gepland was om in novemberdecember 1951 door te gaan. Van begin november tot midden december 1951 zou in de VTB-lokalen in Antwerpen, Gent en Brussel de tentoonstelling met de werktitel Humor in de hedendaagse Vlaamse tekenkunst plaats vinden. Rond het toerisme zullen in de humoreske expositie illustraties, ex librissen, affiches en publiciteit, zowel in originele als toegepaste vorm, aan bod komen. De grafiek zal aan de wanden en in toonkasten worden gepresenteerd. De deelnemende tekenaars dienen hun werken zelf in te lijsten, maar moeten wel rekening houden met de eenvormigheid in presentatie. Gratis inkom, intense propaganda in de eigen tijdschriften en de Vlaamse pers én een affiche-wedstrijd zullen voorzeker een breed publiek aanlokken.
Verstreken lijst de Vlaamse dag- en weekbladen op, met aanduiding van de aanwezige cartoonisten. Vervolgens koopt hij een exemplaar van elk blad en kleeft in zijn werkschrift netjes een uitgeknipte cartoon of stripstrook. Tegelijkertijd haalt hij enkele schaarse artikels over striptekenaars en animatiefilmers uit diverse tijdschriften. Hij verzamelt deze in een map getiteld Vlaamse Karikaturisten. Voor VTB mag het uiteraard enkel en alleen om Vlaamse tekenaars gaan. Na een eerste verkennende ronde van de Vlaamse pers vallen hun Franstalige collega's Bubbs (A. Sanders), François Gianolla, Jam (Paul Jamin, de latere Alidor), Joë Muray (Raymond de Meulenaere) en Hergé (Georges Remi) alvast uit de boot. Ook illustrators als Paul Voet, Sylvain de Bie en Désiré Acket worden weldra geschrapt. Verstreken speelt nog met het idee om de befaamde Nederlandse cartoonist Jo Spier op te nemen. Uiteindelijk is de humor herleid tot cartoons van Bonny, Buth, Freddy, Jef Nys, Payot, Pil, Pom, Ray, Rik, Sinjoorke, Marc Sleen, Willy Vandersteen en Eugeen Winters. Benieuwd of iedereen gaat toezeggen?
Op 15 september 1951 stuurt Verstreken een eerste briefkaart naar diverse redacties met de vraag naar de adressen van hun tekenaars. De Antwerpse kranten De Nieuwe Gazet (Antwerpen) en de socialistische Volksgazet laten weten dat zij niet beschikken over een spottekenaar. Van de Franstalige Antwerpse krant Le Matin krijgt hij geen antwoord zodat hij er niet achter komt of hun cartoonist Peter al dan niet een Vlaming is. Het betreft de Brusselse illustrator Peter De Greef (1901-1985), bekend voor zijn swingende art deco covers van bladmuziek. Ook Het Belang van Limburg geeft geen kik, waardoor hij de getalenteerde Piet Tibos (1930-2009) heeft gemist.
Gelukkig heeft Frans wel het fijne idee ook Humoradio (voorloper van Humo) aan te schrijven. De redacteur meldt dat hij twee Vlaamse caricaturisten in dienst heeft, namelijk Morris en Stef (Vanstiphout). In het geval van Morris verduidelijkt J. Kuypers, Hoofd van de Redactiediensten: Maurits de Bever [sic], vertrok vorig jaar naar Amerika, van waaruit hij ons verder zijn bestendige medewerking verleent. Het lijstje groeit stilletjes aan.
Eens vrijwel alle uitgeverijen hebben geantwoord, zendt de ijverige Verstreken op 27 september 1951 een brief naar het persoonlijke adres van de vijftien uitverkoren tekenaars. Uiteraard gebruikt hij het briefpapier van de Vlaamse Toeristenbond, met de hoofdzetel op de Sint-Jacobsmarkt.
De V.T.B. richt binnenkort een tentoonstelling in van werk van Vlaamse karikaturisten. De organisatie hiervan werd aan mij opgedragen. Bedoelde expositie zal doorgaan tijdens de maanden November, December en wellicht Januari en wel achtereenvolgens in de V.T.B.-lokalen te Antwerpen, Gent en Brussel. Het onderwerp wordt zeer breed opgevat: humor in de hedendaagse Vlaamse tekenkunst. Natuurlijk zal de pers-spotprent dankbaar aanvaard worden. Bovendien kunnen alle vormen van illustratie in aanmerking komen. Binnenlandse partij-politiek dient geweerd. Als centrale idee hadden we graag het toerisme in beeld gebracht. Het initiatief gaat uit van de V.T.B., die bijgevolg supervisie zal hebben over de morele en artistieke waarde der tekeningen. Indien het salon grote belangstelling mocht genieten - hetgeen we natuurlijk hopen -, zal de mogelijkheid worden onderzocht deze expositie van de Vlaamse humor om het jaar te doen plaats grijpen. De V.T.B. zal in zijn organen en in de pers een intense propaganda voeren.
Gaarne bereid
Al snel komen de antwoorden binnen. Zo goed als alle Vlaamse Karikaturisten zeggen meteen toe, de ene al wat enthousiaster dan de andere. Met de Antwerpse Eugeen Winters, de "Lierse Brusselaar" Joë Meulepas (Pil), de "Gentse Brusselaar" Marc Neels (Sleen), en de Gentenaars Leo De Budt (Buth), Freddy Duynslaegher (Freddy) en Henri Clément (Rik) zit hij midden oktober 1951 al gebeiteld. Uit het verre New York komt Kortrijkzaan Maurice De Bevere (Morris) aangewaaid. Ook Gentenaar Oscar Bonnevalle (Bonny) en Antwerpenaren Raymond Goossens (Ray), Willy Mertens (Sinjoorke) happen na een herinneringsbrief van 16 oktober toe.
Het is nog even wachten op een antwoord van een druk bezette Willy Vandersteen (1913-1990). Na een herinnering komt ook hij de vrolijke bende vervoegen. Allerlei zorgen hebben mijn werk belemmerd en heel wat achterstel op mijn geregeld programma gebracht. [...] Het zal mij echter onmogelijk zijn enig werk speciaal voor de tentoonstelling uit te voeren (Toerisme in beeld). Het enige wat ik kan doen, is het inzenden van fragmenten uit mijn beeldverhalen verschenen in de kranten en weekbladen met als onderschrift..."Fragment uit...". Hetzelfde met als opschrift "Vlaamse Humor in het buitenland" met fragmenten uit vertaalde beeldverhalen die verschijnen in Wallonië, Frankrijk, Portugal en Nederland. Op deze wijze kan ik zoveel ruimte vullen als u verkiest wat eventueel op de aangekondigde vergadering te Antwerpen kan besproken worden. Vandersteen is steeds de beste ambassadeur van eigen werk geweest.
Buth (1919-2010) is zeer verblijd met de uitnodiging en doet meteen een concreet voorstel voor een bijzondere karikatuur: Ik zou zelf bij die gelegenheid een speciale karikatuur willen maken over V.T.B en Touring Wegenhulp. Al bij al een gewaagde karikatuur over de twee concurrenten. Buth had reeds eerder gewerkt voor de Vlaamse Toeristenbond. In deze eerste brief (2 oktober 1951) aan Verstreken biedt hij hem immers meteen een bijzonder voorwerp aan dat reeds in het Gentse VTB-kantoor op de Kalandeberg te koop is. (Er zal ook een [omlijst] sjerp bij zijn [90 cm x 90 cm], dus wel een op stof gedrukte tekening van het Gravenkasteel [die ingenomen wordt door de studenten]). Deze sjerp hebt u misschien al gezien in de winkel van de V.T.B te Gent [bijzondere leestekens van Buth]. Eén dag na de opening van het Salon in Antwerpen op 5 januari 1952 zal hij Verstreken nog sjerpen van Op-Sinjoorke toesturen. Blijkbaar heeft Buth ook voor de VTB-afdeling in Mechelen een ludieke sjerp ontworpen, nu met folkloristische inslag. Ik stuur u ook sjerpen van Op-Sinjoorke door (2) die aan dezelfde prijs mogen verkocht worden. (zie binnenste tekenomslag) - Is er geen mogelijkheid om ze ergens op te hangen? Wanneer U nieuwe nodig hebt, hoeft u maar te schrijven.
In een brief van 8 oktober 1951 dankt Morris (1923-2001), vader van stripheld Lucky Luke, zijn Lierse correspondent voor de uitnodiging tot de tentoonstelling alzook voor de bereidwilligheid met dewelke Gij, ten gevolge van mijn afwezigheid, erin toestaat mij te representeeren op Uwe vergadering. Morris verblijft al sinds 1948 in de Verenigde Staten. Samen met het gezin van Jijé en André Franquin, zijn naaste collega's bij het stripweekblad Spirou/Robbedoes, is hij naar de Verenigde Staten vertrokken. Hij hoopt daar in de Walt Disney Studios aan de slag te gaan. Franquin keert reeds in 1949 terug naar België, een jaar later gevolgd door Jijé en zijn gezin. Morris zal er tot 1955 blijven. Samen met de brief stuurt Morris enige cartoons naar Frans Verstreken. Hierin gesloten zend ik U een paar cartoons, min of meer met de gedachte van toerisme verbonden. Gij kunt er naar willekeur over beschikken. Ongelukkiglijk heb ik over dat onderwerp maar weinig materie. Ik voeg er een karikatuur bij, gelijktijdig in "Le MOUSTIQUE" en in "HUMORADIO" verschenen. Indien gij U aan de reeds verschenen teekeningen interesseert, ben ik er zeker van dat de uitgever van HUMORADIO de oorspronkelijke teekeningen op Uw aanvraag graag te Uwer beschikking zal stellen. Sinds 1944 tekent Morris haast wekelijks cartoons en karikaturen voor de weekbladen Le Moustique en Humoradio, uitgegeven door Editions Dupuis, de uitgever van Spirou/Robbedoes. Hier kunnen de striptekenaars die reeds wekelijks bedrijvig zijn voor de stripbladen, nog wat bijverdienen met het maken van cartooneske covers, illustraties voor feuilletons en rubrieken en enkele stripverhalen. Tevens is het een kweekvijver voor opkomend tekentalent dat later kan doorstromen naar de stripbladen.
Het blijft gissen welke gedrukte cartoons vanuit het verre Amerika in Lier arriveren. Zeker is dat in het Archief Frans Verstreken nog steeds een bijzonder fraaie originele cartoon van Morris berust.
Heeft hij ze als voorbeeld aan Frans verzonden? Is het een overschotje van de tentoonstelling dat nooit naar Morris is teruggekeerd? In een brief van 30 juni 1952 dankt Morris organisator Verstreken. Hij vraagt zijn tekeningen terug te zenden naar New York. Wat de door mij direkt naar U toegezonden teekeningen aangaat, gelieve ze mij terug te zenden. (Luchtpost is echter niet van doen. Gewone post zal volstaan.) Om welke werken gaat het hier? Philippe Mouvet, dé kenner van de weekbladen Spirou/Robbedoes heeft, - welwillend als steeds -, de volledige jaargangen 1944- 1954 van Le Moustique/Humoradio doorploegd op zoek naar de winterse cartoon bewaard in het Lierse stadsarchief. Geen spoor, noch op de covers noch binnenin. Tot een fotografische uitvergroting van de keerzijde van de tekening het antwoord biedt: REFUSÉ / february 1950. Waarschijnlijk heeft de redacteur de cartoon van Morris niet weerhouden omdat de vrouwelijke sneeuwpop wel al te sensueel is voor een diepkatholieke uitgeverij als Dupuis.
Slechts enkele tekenaars wensen niet deel te nemen. Jozef Van Hove (1919-2014), alias Pom, verklaart zich principieel bereid om mee te werken, maar heeft spijtig genoeg geen tijd. Toch had de immer tegendraadse Jozef moeiteloos enkele strookjes van zijn De Week in Krabbels (krant Het Handelsblad) kunnen insturen. Hier hekelt hij in een stripachtige strook van drie tot vijf losse plaatjes de Belgische en internationale actualiteit. Van Hove, die later bekend staat als de minst toegankelijke striptekenaar in Vlaanderen, houdt zich aan het prille begin van zijn carrière reeds ver van pers en publieke evenementen.
Stef Van Stiphout (1931-1995), de negentienjarige benjamin in de selectie, antwoordt niet zelf. Als jongeman debuteert hij in 1947 bij het stripweekblad Robbedoes met vrolijke illustraties in een stijl verwant aan zijn grote idool André Franquin, tekenaar van de titelreeks Robbedoes en Kwabbernoot. Tijdens zijn legerdienst (1951-1952) in een kazerne te Luik tekent hij naarstig verder voor Uitgeverij Dupuis. Het is dus vader Jozef die antwoordt op de briefkaart die op Stefs thuisadres in Hasselt aankomt. Vader stuurt hem de brief door, maar vreest dat het moeilijk wordt met een tentoonstelling voorzien in november 1951. In een tweede brief antwoordt Jozef eerder positief. Zo U de mogelijkheid hebt van zijn tekeningen bij Dupuis en Zonen te kunnen uitkiezen, geef ik U graag de toelating daar uw keuze te doen, alhoewel ik meen dat het moeilijk zal zijn iets te vinden in den aard door U opgegeven. Om onduidelijke redenen is Stef niet op het Salon vertegenwoordigd. Op zijn informatieve steekkaart noteert Frans: zelf laten vallen. Kon Frans Verstreken niet langer wachten op een definitieve toezegging of was er geen geschikt materiaal?
Marc Payot (1923-1989), verbonden aan de Dienst Pers en Luisteraars van het N.I.R., kan wegens bepaalde omstandigheden niet deelnemen. Moet hij als medewerker van De Radioweek, Officieel orgaan en programmablad van het Belgisch Nationaal Instituut voor Radio-Omroep, om deontologische redenen afzien van medewerking aan private initiatieven?
Ook Jef Nys (1927-2009), werkzaam als huistekenaar bij het Vlaams-nationalistische satirische weekblad 't Pallieterke, meldt op 20 oktober dat hij niet kan deelnemen. Dit omdat ik op het ogenblik over geen ander werk beschik dan de tekeningen verschenen in het " 't Pallieterke" die bijna uitsluitend karikaturen over de binnenlandse politiek bevatten, wat in deze tentoonstelling dient geweerd. Ook de tijd om speciaal nog werk voor deze tentoonstelling te leveren ontbreekt. Toch tekent Jefke Nys present op het Salon. Heeft Frans hem weten te overtuigen dat hij hier in goed gezelschap verkeert? Of heeft Nys het goede voorbeeld van zijn naaste collega Willy Mertens (Sinjoorke) gevolgd?
In zijn zoektocht langsheen Vlaamse kranten en weekbladen is Verstreken echter een populaire krant
vergeten, namelijk het Brusselse dagblad Het Nieuws van den Dag. Hier tekent Sinjoor Bob De Moor (1925-1992) van 1950 tot 1951 vier stripverhalen van De Nieuwe Avonturen van Tijl Uilenspiegel. Op 16 augustus 1951 start zijn koldereske avonturenstrip De avonturen van Nonkel Zigomar, Snoe en Snolleke, een stripreeks in de traditie van Suske en Wiske en Nero. Mogelijk maakt Vandersteen, een goede vriend van Bob, organisator Verstreken attent op zijn vergetelheid. Zeker is wel dat Frans de krantenredactie op 28 november aanschrijft. Enkele dagen later verwijst de redacteur van dienst hem naar de Editions du Lombard, uitgever van het stripweekblad Tintin/Kuifje. Hier is Bob De Moor een
vaste waarde in de kleine ploeg tekenaars rond Hergé.
Ook het graag gelezen weekblad De Post (Het weekblad dat U op de hoogte houdt) heeft Verstreken aanvankelijk over het hoofd gezien. Toch maar snel een brief geschreven in de loop van december naar de Antwerpse Uitgeversmaatschappij Sparta. Op 27 december 1951 antwoordt de redactie dat hun tekenaar niet wenst deel te nemen aan de tentoonstelling.
Ondertussen tikt het klokje in Lier genadeloos verder...
Nog enige tijd houdt Verstreken vast aan het idee om ook de Nederlandse humor in de tentoonstelling op te nemen. Dit past zowel in de Groot-Nederlandse droom van VTB-voorman Jozef Van Overstraeten als Frans' persoonlijke voorkeur voor de Nederlandse illustrator-cartoonist Jo Spier (1900-1978). Op 15 november antwoordt Elseviers Weekblad echter dat de heer Spier zich voor een half jaar in Amerika bevindt. Uiteindelijk zal hij er zich met zijn gezin definitief vestigen. Exit Holland.
In overleg
Ondertussen is de opzet van de tentoonstelling al meer gestroomlijnd. Openen in november 1951 blijkt al snel niet meer haalbaar. De data glijden het nieuwe jaar in. Antwerpen krijgt de primeur met een expo van 5 tot 14 januari 1952, onmiddellijk gevolgd door Brussel van 19 tot 28 januari, met Gent als afsluiter van 2 tot 11 februari. Frans voorziet een spandoek, een wijzerplaat, ± 6-7 affiches (tekeningen) wissel[ende] data en een dagel[ijkse] aff[iche] bij foto's en een geïllustreerde uitnodiging. Dit alles uiteraard op kosten van de VTB. Meteen getuigt Verstreken van een praktische geest en een fijne neus voor publiciteit. Tevens houdt hij ook het budget in de gaten. De notitie op kosten exp[ositie] wijst erop dat er ook kosten zullen zijn voor de deelnemers, zoals gebruikelijk bij een verkoopstentoonstelling. Op datzelfde voorbereidende kladje noteert hij Catalogus. Maar daarover later meer.
Op 13 november nodigt hij met een schrijven de deelnemende tekenaars uit voor een voorbereidende vergadering in het VTB-hoofdkwartier op de Antwerpse Sint-Jacobsmarkt. Dan kunnen we mondeling op korte tijd de practische zaken regelen. Dhr. J. van Overstraeten, voorzitter van de V.T.B., zal ook aanwezig zijn. In de brief deelt Frans meteen de definitieve data voor de tentoonstellingen in Antwerpen, Brussel en Gent mee. Van het overlegmoment op zondag 18 November te 10u30 stipt is spijtig genoeg geen verslag bewaard in het persoonlijke archief van Verstreken. Alleszins heeft hij tussen zijn eerste brief en de brief van 13 november al eens gecorrespondeerd met de deelnemers (De voorbereidende vergadering waarvan ik U vroeger schreef). Uit alles blijkt dat Verstreken, naast zijn drukke journalistieke werk, zijn taak als curator van een heuse expositie ter harte neemt.
Freddy Duynslaegher excuseert zich enkele dagen later voor zijn afwezigheid. Hij is immers een week voordien in het huwelijksbootje gestapt. Het spijt me ten zeerste dat ik dit moest verzuimen, maar wanneer U weet dat ik juist 'n week ervoor, dus 10 November in het huwelijk ben getreden, zult U misschien beter begrijpen. Rond zulke dagen mag men niets op voorhand schikken. Nogmaals excuus. Voor m'n afwezigheid weliswaar, niet voor m'n huwelijk, merkt hij op. De debuterende tekenaar hoopt dat hij door zijn afwezigheid op die vergadering niet is uitgesloten...
Verstreken biedt de tekenaars ook de mogelijkheid om hun aanwezige werken te koop aan te bieden. Enkele tekenaars gaan hier graag op in. Oscar Bonnevalle wenst evenwel zijn illustraties niet te verkopen. Wat de verkoopprijs betreft, gelieve te noteren dat ik geen enkele tekening wens te verkopen (brief 31 december 1951). De minzame Freddy Duynslaegher weet zich in een netelig parket. In een brief van 2 januari 1952, enkele dagen voor de opening in Antwerpen, legt hij de kwestie aan Verstreken uit. Ik ben namelijk werkloos voor het ogenblik en geniet dus werklozensteun. In de functie (!) van werkloze mag men, zo denk ik, dus niet deelnemen of beter genieten van eventuele verkoop. Weet U, me raad, geachte Heer. Ik zelf denk, dat U m'n tekeningen kunt laten hangen met vermelding "Niet te koop". In 'n paar weken kan ik reeds werk vinden - Misschien voor de tentoonstelling in Brussel of Gent, en dan kan ik er prijzen op aan brengen. "In zekere omstandigheden zullen bepaalde tekeningen zich wellicht niet lenen tot verkoop" Excuseer me.
Tevens vraagt Frans zijn dertien tekenaars een adressenlijst van hun gasten op te stellen. Vrijwel iedereen maakt hiervan gretig gebruik. Jaren na datum hebben deze gastenlijsten uit 1951-52 nog steeds hun historisch belang. Niet alleen familieleden, vrienden en kennissen krijgen een naam en adres, ook professionele relaties zijn hier terug te vinden. Voor een onderzoeker is het dus mogelijk het netwerk van een striptekenaar-cartoonist te reconstrueren.
Neef Joë Meulepas (Pil) is zowat de eerste die zijn bijdrage klaar heeft. Reeds op 2 november laat hij Amice Verstreken weten dat er valt te kiezen. Ik heb m'n "deelname" klaar. Er valt nu te kiezen. Ik heb zowat een 10-tal platen over de verkeersignalen - 2 losse humoresken - 6 kijkplaten (reeds verschenen) een vervolg van 4 platen (De seizoenen) en enige illustraties (Claes - A. v.d Velde enz.). What about that all? 'K weet wel dat tentoonstellingen telkens de laatste seconden opgebouwd worden maar... Neef Frans is duidelijk spoiled for choice. Wat zal het worden? Nog even geduld...
In de loop van de maand december leveren de tekenaars hun werk - vaak persoonlijk - op het VTBkantoor van Antwerpen. Tot op het laatste moment bieden sommigen onder hen nog extra tekeningen aan. Op 31 december 1951, vijf dagen voor de opening, stelt Oscar Bonnevalle nog wat voor. Moest U over nog plaats beschikken in de toonkasten, dan kan ik U nog een serie zwart-wit tekeningen bezorgen. Voordien had hij reeds een netjes uitgetekend plan toegestuurd voor de presentatie van negen illustraties, waaronder de Bestorming Gravensteen van 80 x 120 cm, omringd door Tyl Uilenspiegel, Don Quichote, Rynaart de Vos en een Doedelzakspeler (alle 8 illustraties 40 x 50 cm). Al bij al een stevige aanwezigheid. De tekenaars beseffen maar al te goed dat deze rondreizende tentoonstelling een unieke kans tot promotie bij een breed publiek biedt.
Waar blijft Morris?
Op de bijdrage van Morris is het eind december nog steeds wachten. Even voor oudjaar krijgt Verstreken bericht van Uitgeverij J. Dupuis, Zonen & Co. Hoofdredacteur J. Kuypers ondervond wat problemen om het gevraagde materiaal te vinden. Graag hadden we inderdaad al eerder het nodige gevolg gegeven aan Uw vriendelijke uitnodiging, maar verschillende van de door U gevraagde caricaturen waren door ons uitgeleend. - Ook zijn we er niet in geslaagd bedoelde tekeningen allemaal terug te krijgen. Om U echter niet langer te laten wachten sturen we U nog heden de tekeningen die op het ogenblik in ons bezit zijn, samen met enkele andere caricaturen van Morris. Het zou ons natuurlijk aangenaam zijn indien U bij onze tekeningen kon vermelden dat ze aan de tentoonstelling werden afgestaan door HUMORADIO. Na beëindiging van de cyclus tentoonstellingen hadden we graag dat bedoeld tekenmateriaal ons werd teruggezonden. Al bij al een raadselachtig antwoord. Waarschijnlijk bedoelt Kuypers dat de cartoons nog tussen drukkerij en redactie zwe(r)ven. De andere caricaturen van Morris zijn mogelijk Morris' kleine gestileerde portretkarikaturen in zwarte inkt van bekende filmsterren en entertainers in Humoradio/Le Moustique.
Het lijkt wel of Verstreken persoonlijk kosten heeft gemaakt voor de presentatie van de cartoons en karikaturen van Morris. In een alsnog raadselachtige passage in zijn dankbrief van 30 juni 1952 spreekt Morris over een cheque voor Frans Verstreken. Gelieve hier ingesloten een chek [sic] van 620.00 fr te vinden welke gij in de Kredietbank te Antwerpen zonder moeite zult kunnen laten begeldigen. Wat verder meldt hij aan Frans Over de lijstjes kunt gij naar willekeur beschikken. Heeft Verstreken de aankoop en/of het inlijsten van de tekeningen van Morris eigenhandig voorgeschoten?
De laatste loodjes
Naast de cartoons, strips of illustraties vraagt Verstreken de dertien tekenaars ieder een eigen "affiche" te maken. Meer details hierover zijn niet gekend. Het is niet ondenkbaar dat elke tekenaar zichzelf voorstelt in een persoonlijke affiche, of dat zij een eigen ontwerp voor de tentoonstellingsaffiche maken. Op Kerstavond 1951 verwijst Pil naar deze affiche. In gevolge de "belangstelling" veronderstel ik dat ook iedere deelnemer z'n "affiche" heeft ingebracht. Moest dit niet, laat het me dan weten, dan doe ik het nodige want vandaag zit ik met het werk der jaarlijkse kribbe, schrijft hij aan zijn Beste Frans. Pil houdt woord en springt zijn neef bij. Aan de vooravond van de Antwerpse opening laat hij Frans weten: Ik prepareer ook nog 'n drietal affiches.
Ook aan de uitnodiging besteedt Verstreken de nodige zorg. In aanloop naar de vergadering met de
tekenaars denkt hij reeds aan een getekende uitnodiging die samen met een eveneens geïllustreerde affiche kan verspreid worden. Jef Nys krijgt de opdracht een leuke illustratie te verzinnen bij een al even ludieke tekst geschreven door Verstreken zelve. Op 4 december gaat de originele tekening op de post naar Lier. Pil laat zijn neef Frans weten dat hij de uitnodiging geslaagd vindt. Goed gedaan met illustratie Nijs er bij te laten. Blijkbaar vond niet iedereen het even grappig. Geheel in de stijl van zijn cartoons voor 't Pallieterke maakt Nys er een bonte menigte van, bestaande uit vrolijke lui en lijkbidders, zwartkijkers, pezewevers en erwtentellers. Vanzelfsprekend zijn deze laatste grimmige lieden niet uitgenodigd. Ken Uzelve.
Hugo I, Koning van Heverlee
Tussen de lijntjes door leest men in Verstrekens correspondentie met zijn tekenaars nog een andere
vraag, namelijk een cartoon (maken) over de beruchte Leuvense studentengrap van 21 november 1951. Die dag trok een groepje Waalse studenten van de Université Catholique de Louvain naar het Heilig Hartinstituut te Heverlee, voor een onaangekondigd blitzbezoek van de kersverse koning Boudewijn. De vorst werd evenwel gespeeld door de Vlaamse geneeskundestudent Hugo Engels, vergezeld van een delegatie van 15 studenten, netjes in pak. De onschuldige nonnen vermoedden toch iets en alarmeren de rijkswachtbrigade van Leuven, die een eind maakt aan het spektakel.
De hele wereld schatert om deze Belgische mop van formaat. Verstreken voelt meteen dat deze grap een staartje mag krijgen in zijn tentoonstelling. Met een frisse scheut actualiteit kan hij enkel maar meer goedlachs volk verleiden tot een bezoekje. Spijtig genoeg is dit last minute verzoek voor de tekenaars iets te veel hooi op hun al overladen vork. Buth is een van de weinige tekenaars die zeker een cartoon over de Valse Koning van Heverlee bezorgt, weliswaar één luttele dag na de opening in Antwerpen. Ziehier mijn tekening van Heverlee - Ik hoop dat u ze nog in een toonkast kunt stoppen (brief van 6 januari 1952). Uit enkele schaarse notities zou men kunnen afleiden dat werkpaard Bob De Moor ook een tekening aanlevert. Oscar Bonnevalle heeft niet meteen iets in voorraad. Tot mijn spijt bezit ik geen tekening van Heverlee. Indien mogelijk zal ik er nog een maken (brief van 31 december 1951). Een drukbezette Vandersteen laat de grap aan zich voorbijgaan. Zijn waarde collega Sleen meldt begin januari 1952: Over de Heverleese grap heb ik spijtig genoeg niets.
Antwerpen opent de dans
Eindelijk is het dan zover. Na enkele maanden naarstig werken kan het Salon van de Vlaamse Humor in Antwerpen van start gaan. Eind december 1951 vraagt Verstreken aan de deelnemers of zij een handje kunnen toesteken bij de opbouw van de tentoonstelling. Willy Mertens moet verstek geven. Tot mijn groot [sic] spijt moet ik U laten weten, dat het me gans onmogelijk is, U en de andere heren, een handje te komen toesteken daar ik gedurende heel de dag op een kantoor werkzaam ben en ik voor die rede [sic] geen vrijaf krijg (brief van 31 december 1951). Pil levert voor de expo nog een extra inspanning. Als kleurplaat zet ik de [sic] dubbel-luik van Vl. Linie's "stierengevecht" in kleur. 'k zal ze zo rap mogelijk opsturen, oningelijst. (misschien is er iets te doen te Antwerpen zelf.) Met de medewerking van Raymond Goossens ligt het moeilijker. Net voor de opening laat zijn echtgenote weten dat mijn echtgenoot sinds Kerstmis in het hospitaal is opgenomen wegens een heelkundige bewerking en er 18 dagen zal moeten blijven met daarna nog een werkonbekwaamheid van 3 weken. Wil daarom zo goed zijn alles uit te stellen tot na zijn herstel (brief van 2 januari 1952). Het is niet bekend of er werk van Ray hing op de Antwerpse expositie. Op de reeds gedrukte uitnodiging is hij in elk geval aanwezig.
Van zaterdag 5 tot maandag 14 januari 1952 bieden dertien humor-fabrikanten hun produkten rechtstreeks de verbruiker aan in de tentoonstellingszaal van het VTB-kantoor op de Sint-Jacobsmarkt.
Zoals het een ware netwerkende journalist past, nodigt Frans al zijn collega's uit, met de hoop op een gunstig artikel groot of klein. In zijn adressenlijst ontbreken zijn Lierse vrienden en kennissen al
evenmin. Zelfs de weduwe van Felix Timmermans is uitgenodigd. Uiteraard vergeet Verstreken ook de radio niet. In zijn notities verwijst de aantekening N.I.R. - Antwerpen naar een verhoopte uitzending op de gewestelijke Antwerpse zender van het Belgisch Nationaal Instituut voor Radio-Omroep (vanaf 1960 BRT). Verstreken slaagt erin om het Salon zowel op de Brusselse, Antwerpse, Gentse als Limburgse omroepzenders te laten verschijnen.
Zelf publiceert hij in De Toerist/De Autotoerist van 1 januari 1952 een vier pagina's tellend artikel geïllustreerd met cartoons uit zijn tentoonstelling. Hier onthult Verstreken wat er zal te zien zijn.
In de komende drie tentoonstellingen zien we geen afdrukjes van haastig gefabriceerde pers-cliché's, maar maken we kennis met de originele lijntekeningen, fris en in "zichtbare" afmetingen. Ook andere facetten van het talent worden getoond; naast wit-zwarte pentekeningen gaat het tot grote wandplaten, met wemelende figuurtjes. Buiten de losse karikaturen ontmoeten we goede bekenden; ik denk aan fragmenten uit tekenverhalen, geschiedenissen zonder woorden en "strips". Bovendien bieden de toonkasten boekillustraties, tegeltjes en klein beeldhouwwerk aan. Een apart genre, de publiciteitstekenfilm, is met enkele ontwerpen van dekors vertegenwoordigd.
Het is duidelijk dat een gedreven Frans Verstreken op korte tijd heel wat tekentalent en materiaal heeft weten te verzamelen.
Avond van de Humor
Naast de officiële ernstig-plechtige opening programmeert Verstreken in de tentoonstellingszaal een vrolijke avond (Dinsdag, 19 u. 30, Westeuropese tijd), gewijd aan de Vlaamse karikatuur en de Europese tekenfilm. Tijdens die avond stelt hij de plaatselijke karikaturisten aan het publiek voor. Ook dit evenement is overdacht tot rijping gekomen. Verstreken, die niet enkel graag de pen ter hand neemt maar ook geanimeerd vertelt, stelt zijn opdrachtgever als inleiding bij de expositie een lezing over De Vlaamse Karikatuur voor. Hij wil zowel de tekenaars zelf als het ontstaan van het salon belichten. Van Overstraeten gaat hier uiteraard mee akkoord. Hij weet immers dat Frans zich verbaal ook uitstekend uit de slag kan trekken. Het idee groeit uit tot een gezellige avond met Verstreken als guitige gastheer.
Verstreken bereidt zijn "act" grondig voor aan de hand van steekkaarten met vragen en een summiere aanduiding van een antwoord. Mogelijk heeft hij deze precieze informatie reeds verzameld tijdens de vergadering van 18 november te Antwerpen, of in telefonische gesprekken met de tekenaars. Slechts twee tekenaars stellen zich huiverig op tegenover een publiek interview. Willy Mertens, huistekenaar van 't Pallieterke, formuleert het als volgt: Wat het interview betreft: U zoudt me werkelijk een genoegen doen, indien U van mij eenvoudig geen notitie nam (brief van 31 december 1951). Hij kan ook geen adressen toezenden. Een en al bescheidenheid siert Sinjoorke. Ook Pil heeft het helemaal niet begrepen op een publieke verschijning. Ge weet dat ik tegen interview ben en tegen het al te publiek optreden. Aanwezig zijn op 22 Jan[uari], wel. Maar het dáár bij laten. Met 22 januari verwijst hij naar de vrolijke avond in Brussel, zijn woonplaats.
Maar Frans doet er nog een schepje boven op. Er bestaat gelegenheid "portretten" te laten tekenen van hen die niet bang van zichzelf zijn, kondigt hij in zijn artikel aan. In ieder geval verklaart Sleen zich bereid in het zweet mijns aanschijns personen te vereeuwigen. Sinjoorke die wekelijks meerdere piekfijne illustraties over de actualiteit uit zijn mouw moet schudden, bedankt voor de eer. Graag zou ik ingaan op het aanbod voor de portretkarikaturen, maar zoals ik reeds schreef, is dit me ook niet mogelijk daar ik me wegens mijn bezigheden toch niet vrij kan maken (brief van 31 december 1951). Het is best mogelijk dat Jefke Nys wel de aanwezigen vergast op een vertekend portret. Waarschijnlijk dwalen er nog karikaturen van bezoekers rond in Vlaamse huiskamers, of eerder nog, in vergeelde dozen met paperassen van grootouders. Weet u van meer?
Naar Brussel en Gent
In het VTB-kantoor op de Nieuwbrug te Brussel gaat van zaterdag 19 tot en met maandag 28 januari 1952 de tweede sessie van het Salon door. Buth verontschuldigt zich bij Verstreken dat hij niet kon aanwezig zijn op de vrolijke avond van dinsdag 22 januari: Daar ik ongesteld ben geweest, was het mij onmogelijk om op de bewuste Dinsdag in Brussel aanwezig te zijn, hoe gaarne ik ook aan uw voorstel had willen voldoen. Hij zal trachten in Gent, zijn eigen woonplaats, present te zijn. U kunt mij telefonisch bereiken: U neemt het nummer 31842 (Mijnheer Mehuys.) en u vraagt achter mij, seffens kan ik u dan te word [sic] staan (brief van 29 januari 1952). Tenslotte vindt in het Gentse VTB-kantoor aan de Kalandeberg de derde doortocht van de karavaan plaats, van zaterdag 2 tot maandag 11 februari 1952. Net als in Antwerpen en Brussel wordt een bonte avond met de tekenaars voorzien, op de 6e. Verstreken treedt evenwel niet op als animatormoderator van het gebeuren. Voorzitter Van
Overstraeten, een bevlogen spreker, neemt de honneurs waar. Een dag later meldt hij in een brief aan zijn Waarde Vriend het volgende: Gisterenavond was er te Gent een "overdaad" van volk en de avond verliep goed. Waren aanwezig: Bonny, Buth, Freddy en Sleen. In de marge noteert hij 200 man. Niet toevallig zijn het de Gentenaars die present tekenen. Sleen woont al enige jaren in het Brusselse, maar als Groot-Gentenaar keert hij maar al te graag terug naar zijn geboortestad.
Wegens het onverwachte succes trekt het Salon ook naar Leuven. In voornoemde brief van 7 februari meldt Van Overstraeten dat het Salon ook in Leuven zijn opwachting zal maken. Het Salon gaat door te Leuven van Vrijdagavond, 15 tot Zondagavond, 24 Februari, met een speciaal studentenhoekje en een studentenprijskamp. Ze verlangen een avond van de Humor, met interviews. Zodra ik weet waar en wanneer, deel ik het U mee, opdat ge de 12 apostelen zoudt mobiliseren. Sleen heeft me reeds zijn aanwezigheid toegezegd. U moet hem echter ook schrijven. Het is dus duidelijk dat ook Van
Overstraeten nauw betrokken is bij de organisatie. De Leuvense editie lijkt wel grotendeels aan zijn initiatief te danken. Frans noteert in de marge dat hij dinsdag 19 februari niet beschikbaar is voor de Avond van de humor (Di. 19/2 niet!), maar dat hij wel al denkt aan films Disney. Waarom Verstreken nog een brief aan Sleen dient te schrijven, blijkt een paar weken later uit een briefje van Marc aan Frans.
Dat de Leuvense studenten er op staan ze ook in de Petermanstad te zien verschijnen en dat zij zich met haar inrichting wensen te belasten, getuigt eveneens voor de waarde van dit initiatief. Op de openingsavond is evenwel geen enkele karikaturist verschenen. De lokale organisator Oskar Van
Meerbeek, voorzitter(?) van het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond, laat Verstreken weten dat alles goed is verlopen. We hebben ons evenwel goed uit de slag getrokken. Twee volstrekte humoristen en tevens goed gekende Leuvense studentenfiguren hebben een interview geïmproviseerd dat heelwat [sic] sukses heeft behaald.
Een Limburgs vervolg
Wegens het gesmaakte succes komt er een Limburgs staartje aan het verhaal. Provinciegouverneur Louis Roppe vraagt tijdens een vergadering van het Provinciaal Verbond voor Toerisme in Limburg aan Jozef Van Overstraeten het Salon ook te Hasselt in te richten. Vanuit Leuven reist de tentoonstelling door naar het Provinciaal Begijnhof, een pand waar de provincie Limburg regelmatig tentoonstellingen
organiseert. Het Provinciaal Verbond voor Toerisme in Limburg lanceert in de krant Het Belang van Limburg een oproep aan de Limburgse cartoonisten. Ook voor hen wordt het reppen voor de expositie die loopt van zaterdag 1 tot zondag 9 maart. Tekenaar Roël (Robert Vandereycken, °1933) meldt op 7 maart 1952 in een brief aan Verstreken: Mag ik tevens mijn hartelijke dank uitdrukken over Uw welgelukte organisatie, n.l. [sic] het salon van de Vlaamse humor, waar ik ook een paar werkjes heb ingezonden, alleen de tijd die ons was voorbehouden is een kleine hindernis geweest, maar indien het salon het volgend jaar, en dit ware zeer wenselijk, opnieuw zal geopend worden zullen de Limburgers heel zeker meer presteren dan op de huidige tentoonstelling.
Naast Roël treden nog veertien andere Limburgse cartoonisten voor het voetlicht, waaronder Cofer, Sim. De Cock, B. Geukens, L. Ghysebrechts, Ger Janssen, H. Keunen, Raf Mailleux, J. Nicolaï, Joz. Schruers en A. Van Rompaey. Men verzekert dat hun werken niet moeten onderdoen voor de andere tekeningen die door gekende Vlaamse tekenaars werden gemaakt. In aanloop naar de vrolijke avond van woensdag 5 maart gepresenteerd door Frans Verstreken stuurt Sleen hem op 2 maart een ondubbelzinnig briefje. Geachte Heer, gelieve me per omgaande te laten weten of U [dubbel onderlijnd] interviewt. Ik wens geen tweede maal door dhr. Van Overstraeten in het belachelijke getrokken te worden. In het eerste geval zijn er 9 kansen op 10 dat ik de verre reis onderneem. Frans interviewt tijdens de Avond van de Humor Bob De Moor, Jef Nys, Pil en Marc Sleen, niet toevallig de
meest populaire tekenaars van het moment. Als ongekroonde keizer van het Vlaamse beeldverhaal heeft Willy Vandersteen wellicht de eer en glorie in Hasselt niet meer nodig.
Naar aanleiding van het Hasseltse Salon wenst Jef Nys een portretkarikatuur van gouverneur Roppe te maken, mogelijk voor publicatie in 't Pallieterke. Geurden, secretaris van het Provinciaal Verbond voor Toerisme in Limburg, regelt het een en ander. Op 7 maart 1952 laat hij aan Frans weten: Ik ontving in goede orde Uw schrijven van 6 dezer, met betrekking tot het verzoek van Jef Nys. Ik heb niet nagelaten, hem heden reeds een foto van de Weled. Heer Gouverneur Roppe toe te zenden. Ik kon slechts een foto op paspoort-formaat bekomen, maar deze is zeer goed en ik meen wel, dat de tekenaar hieraan voldoende hebben zal.
Samen met de talrijke gasten heeft gouverneur Roppe veel genoegen beleefd aan de Avond van de Humor. Hij zal in 1954 ook een stimulerende rol spelen in het tot stand komen van het eerste Salon van de Limburgse Humor in Hasselt en Tongeren. Vele jaren lang vraagt de gouverneur aan uitgeweken Hasselaar Stef Vanstiphout karikaturen te leveren, kosteloos. Frans Verstreken heeft met de eerste editie van het Salon duidelijk een en ander in beweging gezet. Uiteindelijk leidt dit alles tot de internationale cartoontentoonstellingen in Knokke-Heist.
Frans vraagt portretkarikaturen
Verstreken draagt zijn tekenaars een warm hart toe. Als verzamelaar van ex librissen en auteur over
eigentijdse grafiek beseft hij dat tekenaars van toegepaste grafiek niet steeds een flink gesmeerde boterham verdienen. Zijn persoonlijke interesse als curator zet hem er toe aan om diverse tekenaars een portretkarikatuur van hemzelf te vragen, uiteraard tegen betaling.
De begaafde en geroutineerde karikaturist Marc Sleen gaat graag in op de vraag van Frans. Dank voor de 99 fr. in 't vooruitzicht en de getoonde belangstelling. Vind het een mooi portret, maar zou het toch meer op prijs stellen naar natuur te werken. Beloofd dan een door de eeuwen heen, blijvend kunstwerk te worden. Altijd welkom. Woensdag - Vrijdag - Zaterdag namiddag. Best zou waarschijnlijk Woensdag zijn, teneinde Donderdag of Vrijdag aan de slag te kunnen gaan in Brussel. Gelukkig is dit karikaturaal portret van de hand van Sleen bewaard gebleven in het Archief Frans Verstreken. In het Lierse Stadsmuseum bevindt zich bovendien een karikatuurportret van Frans getekend door Jef Nys. Van andere bijdragen is geen spoor te vinden, noch enige herinnering in familiale kring.
Blijkbaar heeft Verstreken een portretfoto (een mooi portret) naar Sleen verzonden; dat zal hij ook wel met Jef Nys hebben gedaan. De eenvoudige, wat schrale lijntekening van Nys lijkt wel zeer sterk aan te sluiten bij een klassieke portretfoto van het slachtoffer. De karikatuur van Sleen daarentegen ademt guitige levendigheid. Is Frans dan toch gaan poseren bij Sleen thuis in Terhulpen?
Waar is de catalogus?
In de notities van Verstreken is er twee keer sprake van een begeleidende publicatie bij de
tentoonstelling. Een eerste simpele vermelding bundel bevindt zich bij de eerste voorbereidende aantekeningen over de opzet van het evenement. Waarschijnlijk denkt Verstreken, vertrouwd met grafiekbundelingen, aan een map met losbladige reproducties. In een kladje ter voorbereiding van de vergadering van 18 november verschijnt het woord Catalogus.
Doorwinterde stripverzamelaars en eminente kenners van het Vlaamse beeldverhaal hebben enkel weet van een gedrukte uitnodiging met de ludieke illustratie van Jef Nys. Van een gedrukte affiche, waarvan sprake in een aantekening van curator Verstreken, ontbreekt elk spoor. Ook de affiches die de tekenaars zelf dienen te maken, blijven voorlopig in de mist gehuld. Maar wat met de Catalogus of bundel in de voorbereidende notities van Frans? Is hier ooit iets van gekomen? Diezelfde stripvorsers kennen slechts de publicatie van het vierde Salon van de Vlaamse humor anno 1961. Van de eerste drie edities van het VTB-salon is geen catalogus bekend.
Maar dan is er die brief van uitgeverij Elsevier Brussel aan Frans Verstreken, de dato 4 januari 1952, die het volgende meldt: In antwoord op uw vriendelijk schrijven betr. het salon van de Vlaamse humor delen wij U mede dat wij hiervoor 2000 prospectussen vervaardigd hebben, waarvan wij U ingesloten een exemplaar overhandigen. Wij hebben deze prospectussen verzonden aan Pil, die het nodige zou doen om voor efficiënte verspreiding van dit materiaal op het salon zorg te dragen.
Gaat het hier om een gedrukte folder die de tentoonstelling aankondigt, al bij al een weinig gebruikelijk promotiemiddel in die jaren? Of is het eerder een folder met de vermelding van de aanwezige artiesten en hun werken, een simpel catalogusje van enkele pagina's zoals wel meermaals gratis ter beschikking wordt gesteld bij exposities buiten het museale circuit.
In elk geval voelt Verstreken zich in zijn sas bij de voorbereiding van zijn lezing bij de opening en de Avond van de humor. Hij leest zich dieper in, vergaart citaten, sprokkelt bedenkingen en noteert aan het eind van zijn werkschriftje misschien boek uitgeven / Toerisme / Breviarum?
Er rest ondergetekende dus op zoek te gaan in het 133 meter tellende archief van VTB/VAB in het ADVN - Archief voor Nationale Bewegingen te Antwerpen. Wordt vervolgd...
Striperfgoed in een klein hoekje
Bijzonder aan deze toevalsvondst in Archief Lier is dat striperfgoed op onvoorziene locaties kan gevonden worden. Zelfs al gaat het in dit geval maar om een enkele cartoontentoonstelling, toch kan een aandachtige onderzoeker hier heel wat meer uit putten. Vooreerst geeft het een fijne kijk op het groeiende belang van strip en cartoon aan het begin van de gouden jaren van het Vlaamse beeldverhaal. Uit Verstrekens minutieuze voorbereiding blijkt dat de focus van de tentoonstelling al snel verschuift van de klassieke toegepaste grafiek naar de meer populaire cartoon, en bij uitbreiding het beeldverhaal. Tevens is het steeds fijn om ongepubliceerde tekeningen van vooraanstaande striptekenaars als Sleen, Morris en Nys in het daglicht te brengen.
Maar eens je als onderzoeker met vergrootglas en luizenkammetje door de correspondentie en notities gaat, verschijnen er al snel nieuwe biografische details. Origineel briefpapier geeft een kijk op de eigen profilering van de tekenaar. Buth stelt zich met een mooi vignet voor als L. DE BUDT Kunsttekenaar. Bij Rik luidt het dan weer anders: HENRI CLEMENT licentiaat kunstgeschiedenis en oudheidkunde. Eugeen Winters is in de eerste plaats Redacteur "Gazet van Antwerpen". Toevallig gebeuren er ook diverse adreswissels tijdens de voorbereiding van het Salon. Vandersteen, Rik Clément en kersverse bruidegom Freddy Duynslaegher verhuizen eind 1951. Voor een nauwgezette biografie is dit steeds interessant om weten. Maar ook voor een nieuwsgierige striplezer. Soms vindt men van deze verhuispartijen ook sporen terug in de stripverhalen. Bij Nero is het inderdaad mogelijk zijn vader te volgen van woning naar woning.
Wat ouderwets archiefwerk al niet vermag...
Met heel veel dank aan Archief Lier, Els Verstreken en Marc Mees, Sleen-kenner Yves Kerremans, Vandersteen-specialist Peter Van Hooydonck en Dupuis-vorser Philippe Mouvet.
HUYGENS F., Niet voor pezewevers en erwtentellers. Het eerste salon van de Vlaamse humor in het jubeljaar 1952,
in: Stripgids, 12, 2022, p. 100-107
KERREMANS Y., Het Salon van de (Vlaamse) Humor, in: Sleens Curiosahoekje, 2, 2016.
OOST T., Frans Verstreken (1923-2003) en zijn inspanningen voor de grafiek in Vlaanderen, in: Post Factum. Jaarboek voor Geschiedenis en Volkskunde, 5, 2013, p. 87-125.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Valse_koning_van_Heverlee