Lira Elegans 2.0
Artikel nr.
10
-
12/2024

Wilde plannen

Niet-uitgevoerde ontwerpen voor het Lierse ‘Schaeckberd’, het voormalige stadskantoor

In de Lierse stadsarchieven doken onlangs bij de inventarisatie van kaarten en plannen van het stadsbestuur een reeks plannen op van het voormalige stadskantoor ‘Het Schaeckberd’ op de Lierse Grote Markt.1 De plannen dateren van 1913. Ze zijn getekend door architect Jozef Van Peborgh. Het bleken ontwerpen te zijn voor de nieuwe stadskantoren. Wanneer we echter naar de plannen keken, stelden we vast dat het een totaal ander ontwerp was dan de toestand die we tot 2014 hadden gekend, wanneer de gebouwen door de stadsdiensten werden verlaten om zich te verplaatsen naar de huidige Dungelhoeffsite. Wat was de bedoeling van deze plannen en waarom werden ze nooit uitgevoerd?

Het Schaeckberd of het Damberd

In een stadsrekening van 1426 werd het Schaeckberd voor de eerste maal vermeld. Het was toen een burgerwoning. In het naburig perceel was de stadsbrouwerij gevestigd. Wanneer in de loop van de tweede helft van de 15de eeuw de twee percelen eigendom worden van dezelfde groep brouwers, werd het meer en meer aannemelijk dat het Schaeckberd eveneens werd omgevormd tot brouwerij. In een akte van 1538 wordt bevestigd dat er aan de Grote Markt twee brouwerijen naast elkaar stonden, met name de stadsbrouwerij en het Schaeckberd. Bij de verkoop in 1599 van de stadsbrouwerij werd de fusie van deze twee brouwerijen ongedaan gemaakt en werd het Schaeckberd terug een aparte particuliere brouwerij. In 1606, waaraan de jaarankers op de voorgevel herinneren, werd de brouwerij grondig verbouwd. Na deze verbouwing evolueerde het pand in de loop van 17de en 18de eeuw tot een prestigieuze brouwerij. Omwille van de omvang van het pand sprak men in de volksmond al snel van het ‘groot’ en het ‘klein’ Schaeckberd. De brouwerij behoorde van 1669 tot 1730 toe aan de welstellende brouwersfamilie Van Antwerpen. Na de terdoodveroordeling omwille van valsmunterij van brouwer Peter Van Antwerpen werd het pand in 1731 verkocht aan Hendrik Brughmans. In 1785 kocht Jacobus Vandenbrande het over van zijn schoonvader Hendrik Brughmans. Brughmans noemde het grote deel van het pand toen al bij voorkeur het Dambord.2

Oude foto met zicht op de voorgevel en de doorgang naar de Brouwerijstraat omstreeks 1900 (Archief Lier, SLI001000362)

In zitting van 17 februari 1912 keurde de Lierse gemeenteraad de aankoop goed van het gebouw ‘Het Schaeckberd’, ook ‘Het Damberd’ genoemd, gelegen aan de Grote Markt om er de stedelijke diensten erin onder te brengen. Het goed werd aangekocht van de heer O. Van der Molen3 mits de prijs van 60.000 frank.4 Later werden nog twee kleine percelen achteraan in de Brouwerijstraat aangekocht van weduwe Van den Wyngaert-Vergouts om aansluiting te krijgen met de toen gedempte Brouwersvliet.5 Deze vliet was ook stadseigendom. Door de samenvoeging van al deze percelen ontstond er aan de Grote Markt heel dicht bij het Lierse stadhuis en in het midden van de stad een grote oppervlakte waarop alle stadsdiensten konden gevestigd worden. Ook hoopte men voor de aankoop en het herstel van het gebouw op staatssteun te kunnen rekenen omwille van het ‘kunst en oudheidskundig’ karakter van het gebouw. De aankoop van al deze percelen verliep niet van een leien dakje.

Oude foto met zicht op de voorgevel van het Schaekberd omstreeks 1900 (Archief Lier, SLI001005182)

Het gebouwencomplex aan de zijde van de Grote Markt was onderverdeeld in het Groot Schaeckberd en het Klein Schaeckberd. Het Groot Schaeckberd werd verhuurd aan brouwer Jan De Weerdt en omvatte naast een stoombrouwerij ook bierkelders en een moutvloer. J. De Weerdt bewoonde het pand niet maar verbleef in de Lisperstraat. In het gebouw was een stoommachine aanwezig voor gebruik in de brouwerij en de stoom van deze machine werd ook aangewend in de naastgelegen koffiebranderij Van Ouytsel. Verder verklaarde Van der Molen dat niet het gehele gebouw verhuurd werd aan J. De Weerdt, maar dat een gedeelte van het gebouw tegen de Grote Markt in gebruik was gegeven aan de naastgelegen koffiebranderij en de heer Paaps-Timmermans als opslagplaatsen.6

Oude foto van de achtergevel van het Schaeckberd omstreeks 1914 (Archief Lier, SLI001005181)

Omdat Van Ouytsel dreigde zijn opslagplaats in het Schaeckberd naast de koffiebranderij te verliezen, vroegen zij op hun beurt een ruimte gelegen achter hun eigendom over te kopen van het stadsbestuur om dit te compenseren. Na een korte tijd gaf Paaps-Timmermans ook aan de gebouwen te verlaten.7

Het Kleine Schaeckberd, ernaast gelegen op de hoek van de Brouwerijstraat, werd verhuurd aan Frans De Smedt en zijn gezin. Het werd gebruikt als gezinswoning.8 Na verloop van tijd werd duidelijk dat Van der Molen niet de volle eigenaar was van het Schaeckberd, maar dat ook de weduwe Van den Wyngaerd-Vergouts recht had op de helft van de aankoopsom. Het gebouw was immers voor 1903 eigendom van echtpaar Van den Wyngaert-Vergouts waarna het verkocht werd aan Van der Molen die het nog niet volledig had afbetaald.9

Perceelplan van het Schaeckberd (Archief Lier, Briefwisseling 1928)

De aankoop van de gebouwen en de gronden door het stadsbestuur werden bekrachtigd in het Koninklijk Besluit van 16 april 1912. Hierna werd het stadsbestuur verhuurder en bracht het kleine wijzigingen en prijsverhogingen aan in de huurcontracten. De Weerdt moest van dan af ook de grondlasten op zich nemen, wat voorheen niet het geval was. Voor het Kleine Schaeckberd werd de huurprijs voor De Smedt verhoogd van 200 naar 300 frank per jaar. Na een paar maanden waren de beide huurders verhuisd naar andere oorden omdat ze de verhoogde prijs niet konden dragen en kwam het gebouw leeg te staan.

Architect Jozef Van Peborgh

Door het stadsbestuur werd Jozef Van Peborgh aangesteld als architect voor de verbouwing van het Schaeckberd. Jozef Van Peborgh was een geboren Lierenaar en was vrij jong (32 jaar) toen hij de opdracht toegewezen kreeg. Van 1912 tot 1937 zal hij gedurende 25 jaar de rol van de bouwmeester van het Schaeckberd op zich nemen. Weliswaar zal hij er niet fulltime mee bezig geweest zijn o.a. door de Eerste Wereldoorlog en de geldnood van het Lierse stadsbestuur, waarover verder meer in deze bijdrage. Zijn eerste artistieke stappen zette hij aan de stedelijke tekenacademie waar hij een opleiding bouwkunde volgde. Hierna ging hij naar de Antwerpse academie om zich te bekwamen als architect.

Dat het Lierse stadsbestuur bij Jozef Van Peborgh uitkwam voor de verbouwing van het Schaeckberd, was geen toeval. Als jong architect kon hij al een indrukwekkend palmares voorleggen. In 1903 had hij samen met een andere architect de eerste prijs behaald in de driejaarlijkse prijskamp voor bouwkunst van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België met een ontwerp van een gedenkteken ter ere van Congo. Hij vervulde toen zijn legerdienst in Antwerpen bij ‘la compagnie universitaire’ van het 5de linieregiment.10 Het verwerven van deze prijs ging in Lier niet ongemerkt voorbij. Op 21 december 1903 werd hij aan het Lierse station opgewacht door 26 verenigingen, het plein voor het station moet zwart gezien hebben van het volk. Hij was in het gezelschap van zijn leraar architect J.J. Winders en zijn medestudenten. In stoet begaf men zich naar het stadhuis, waar talrijke redes werden uitgesproken. Hierna ging het door de feestelijk versierde en bevlagde Antwerpsestraat terug naar zijn ouderlijk huis aldaar. ’s Avonds werd de straat schitterend verlicht en was er een burenbal. Dit om maar aan te tonen hoe belangrijk het behalen van deze prijs was voor Lier.11 In 1906 was hij opnieuw winnaar van deze prijs met een ontwerp ‘van den grootschen inkoom voor eene hoofdstad’.12

Jozef Van Peborgh woonde na zijn huwelijk in 1908 met Catharina De Bruyn in de Kolveniersvest. Zij was onderwijzeres aan de stadsmeisjesschool. In 1910 werd dochter Stella geboren. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog sloeg het gezin zoals vele andere Lierenaars op de vlucht. Hij vluchtte naar Roosendaal (Nederland) en zijn vrouw met de dochter naar Groot-Brittannië. Wat later kwam Van Peborgh ook naar Groot-Brittannië om zijn familie te vervoegen.13

Ontwerptekening van voorgevel van lokaal ‘De Valk’, Grote Markt te Lier door architect Jozef Van Peborgh, 1922 (Vlaams Architectuurinstituut, Antwerpen: archief J. Van Peborgh)

Na de Eerste Wereldoorlog was Jozef Van Peborgh te Lier een belangrijke wederopbouwarchitect. Een mooi voorbeeld hiervan was de wederopbouw van de gebouwen van de Katholieke Kring ‘De Valk’ op de Grote Markt. Hier bevond zich de hoofdzetel van de Lierse katholieke zuil. Naast het café ‘De Valk’ waren ook een feestzaal, turnzaal en kantoren voorzien voor verschillende katholieke verenigingen. Voor de katholieke voetbalvereniging ‘Lyra’ ontwierp hij in 1920 de tribune voor het voetbalstadion aan de Mechelsesteenweg. Hij legde zich vooral toe op grote projecten en in mindere mate op privéwoningen. Zo was Van Peborgh als architect betrokken bij de aanleg van de nieuwe wijken voor de Lierse Huisvestingsmaatschappij. Daarnaast trad hij op als architect voor het Lierse H. Hartziekenhuis en de Mortselse Sint-Jozefkliniek bij verschillende verbouwingen en uitbreidingen. In Antwerpen ontwierp hij eveneens meerdere burgerhuizen.14

Gedenksteen in de voorpui van de tribune van het Lyrastadion (Archief Lier, SLI001007535)

Wat zeker ook een rol zal hebben gespeeld, was het feit dat Jozef Van Peborgh van 1906 tot 1908 in de Tolstraat 85 te Antwerpen woonde bij de Antwerpse architect Jean-Jacques Winders waar hij stage liep als architect. Winders doceerde sinds 1896 architectuur aan de Academie voor Schone Kunsten. Van Peborgh genoot ook hier zijn architectuuropleiding. Blijkbaar moet Winders in Van Peborgh een beloftevolle student gezien hebben. Winders was in Lier geen onbekend figuur, want op de Lispersteenweg in Emblem had hij zijn buitengoed. Het gemeentehuis van Emblem ontwierp hij in zijn kenmerkende neorenaissance stijl.15 Frappant was ook dat Winders jurylid was in de voorgemelde prijskampen van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.16

Gemeentehuis van Emblem (Foto: Van Acker Pascal)

In de Antwerpse architectuurgeschiedenis neemt Jean-Jacques Winders een opvallende plaats in. Samen met Frans Van Dijk ontwierp hij het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. In die periode tekenden zich twee stijlrichtingen af met een min of meer ideologische achtergrond. Enerzijds was er de neogotische richting, een onvervalste christelijke bouwstijl. Anderzijds was er de richting van de Vlaamse neorenaissance bouwstijl, doorgaans verbonden met het liberaal milieu. Stilistisch wordt Winders beschouwd als het boegbeeld van de Vlaamse neorenaissance in Antwerpen. Zijn meesterwoning ‘De Passer’ in de Antwerpse Tolstraat is zijn magnum opus van de Antwerpse neorenaissance.17

De Passer, Tolstraat 85, Antwerpen (Foto: Vandervorst Kris)

Neorenaissance is een 19de-eeuwse, internationaal verspreide bouwstijl waarin werd teruggegrepen op motieven uit de renaissancebouwkunst. Daartoe behoren onder andere de trapgevels, de speklagen - de kenmerkende horizontale lijnen die de gevel in ‘vlakken’ verdelen - en de kruiskozijnen.
Wanneer we hierna de ontwerpplannen van het Schaeckberd zullen bespreken, zal het meer en meer duidelijk zijn dat Jozef Van Peborgh de vormentaal van de Vlaamse neorenaissance bouwstijl in zijn tekenpen had. We weten dan ook waar hij zijn mosterd heeft gehaald en dat dit het gevolg is van zijn samenwerking met Jean-Jacques Winders tijdens het verblijf in de Tolstraat te Antwerpen.

De plannen

Architect Jozef Van Peborgh tekende in 1913 tien ontwerpplannen voor de verbouwing van het Schaeckberd.18 De plannen werden uitgevoerd op zwaar papier, getekend met zwarte inkt en ingekleurd met waterverf. De ontwerptekeningen tonen onmiddellijk de kunde aan van de architect hoe hij met inkt en waterverf een realistische voorstelling van het toekomstige gebouw tevoorschijn tovert. Van de zuivere renaissance voorgevel was het een kleine stap naar de neorenaissance zijgevel. De neorenaissance druipt van de ontwerptekening van de zijgevel in de Brouwerijstraat. Een overvloed van speklagen, trapgevels en kruiskozijnen zijn aanwezig, met als kers op de taart de pagaddertoren met boven op het stadswapen als windwijzer. Het verblijf bij zijn leermeester Winders had duidelijk zijn vruchten afgeworpen.

Tekening zijgevel Brouwerijstraat (KPAL000846)

De administratieve diensten van het Lierse stadsbestuur waren tot dan ondergebracht in het stadhuis op de Grote Markt. Om een beeld te krijgen van de omvang van de stedelijke administratie vonden we in de begroting van 1910 een gedetailleerde opsomming van alle personeelsleden op de stedelijke loonlijst. Vooreerst hadden we naast de burgemeester vier schepenen. Aan het hoofd van de administratie stond een stadssecretaris met een stadsontvanger. Zij werden ondersteund door een bureeloverste en vijf klerken. Verder omvatte het politiekorps een commissaris, een adjunct-commissaris, een politieopziender en negen agenten.19

De volledige benedenverdieping van het stadhuis op de Grote Markt werd toen gebruikt door alle stadsdiensten. Op de bovenverdiepingen waren het veelal grote ruimtes zoals de gemeenteraadszaal en de trouwzaal en daarboven nog twee grote ontvangstruimtes. Dit gebouw was te klein geworden om alle diensten te herbergen en ook ongeschikt om burelen in onder te brengen.

Wat was het Lierse stadsbestuur van plan met de nieuwe aangekochte gebouwen? In de archieven vonden we nergens een spoor van een plan van aanpak. Aan de hand van de plannen van architect Van Peborgh konden we de wensen van het stadsbestuur vermoeden. In grote lijnen kwam het hierop neer: de politiedienst, de burgerwacht en de brandweer onder te brengen in het Schaeckberd. De stadsbouwmeester, het archief en het kadaster kregen ook een plek in de gebouwen. Daarnaast werd de raadszaal overgeheveld van het stadhuis naar de nieuwe gebouwen. Ook wilden de burgervaders een feestzaal, ook bruikbaar als tentoonstellingsruimte en een bibliotheek voorzien in het Schaeckberd.

Waar we nergens een spoor van vonden in de plannen van de architect waren de administratieve stadsdiensten, zoals de dienst bevolking, de burgerlijke stand e.d. Dit sterkt ons vermoeden dat deze diensten in het stadhuis op de Grote Markt zouden blijven.
Een aantal zaken vielen onmiddellijk op wanneer we het plan van de zijgevel in de Brouwerijstraat voor de eerste maal bestudeerden. Vooreerst was er de aanwezigheid van een hoge toren in de Brouwerijstraat.20 Het is duidelijk dat de architect hiermee een blikvanger wou creëren. Historisch was er in deze omgeving nooit een toren te bespeuren. Wat nog opvalt, is dat bijna het volledige perceel werd volgebouwd. Het bouwvolume nam sterk toe in vergelijking met de oude oorspronkelijke toestand.

Tekening gelijkvloers (KPAL000845)

Daarnaast trok op het grondplan van het gelijkvloers een langgerekt gebogen bouwwerk op de gedempte Brouwersvliet onze aandacht. De architect had hierin enkele voorwerpen getekend. Wanneer we deze nauwkeurig bekeken, ontdekten we dat het om onderdelen ging van de Lierse Reuzentrein, zoals het Ros Beiaard en het Schip van ‘s Lands Welvaren.21

Detail tekening gelijkvloers (KPAL000845)

Wanneer we het keldergrondplan onder ogen kregen, had de architect hierop een ondergrondse verbinding voorzien van het Schaeckberd naar het stadhuis op de Grote Markt. De onderaardse gang was 2,3m breed en 2,35m hoog. De bestaande riolering tussen het stadhuis en het Schaeckberd moest hiervoor onderbroken worden en omgeleid naar de Koning Albertstraat.

Tekening kelder (KPAL000851)

De politiecommissaris kreeg zijn bureel aan de zijde van de Grote Markt met daarachter een ruimte voor zijn adjunct. In de Brouwerijstraat was een aparte toegang voorzien met poort met het opschrift ‘Politie’. Aan de andere zijde tegen de Grote Markt kwam de bibliotheek. Achter de bibliotheek vonden in twee ruimtes de stedelijke archieven hun plaats. In de Brouwerijstraat werd naast het politiegedeelte een feestzaal/tentoonstellingszaal of een ruimte voor voordrachten voorzien van 127 m2. De tentoonstellingszaal was apart toegankelijk via de Brouwerijstraat en was vrij hoog want ze strekte zich uit tot de zoldering zonder tussenverdiepingen. Achteraan, los van de voorste gebouwenblok, was nog een kleine woning ingetekend, vermoedelijk voor de huisbewaarder van het complex.

Tekening verdieping (KPAL000848)

Op de verdieping werden aan de marktzijde burelen voorzien voor de stadsbouwmeester en de ontvanger. Verder voorzag men een ruimte voor het kadaster22 en werd de raadszaal voorzien, die tot dan toe was gevestigd op de eerste verdieping van het stadhuis. De architect had de plaatsen ingetekend voor de burgemeester en het schepencollege met daarnaast plaats voor 20 raadsleden. Zij zaten afgescheiden van het publiek. Naast de raadszaal voorzag men nog een ‘voorzaal’ en apart vergaderlokaal voor de ‘afdelingen’. Met de afdelingen bedoelde men de aparte vergadering van raadsleden rond bepaalde bevoegdheden, zoals financiën, infrastructuur e.d. Verder waren nog enkele burelen voorzien en een ruimte voor de ‘pompiers’. De zolders hadden geen duidelijke functie.

De raadszaal reikte ook tot de zoldering, maar was een verdieping minder hoog dan de tentoonstellingsruimte. Tussen de raadszaal en de tentoonstellingszaal was een vierkante binnenkoer voorzien om te zorgen voor de nodige lichtinval in het gebouw.
In de kelderverdieping werd er naast de reeds vernoemde doorgang naar het stadhuis een stookkelder voor de verwarming voorzien.

Oorlog doorkruist de ‘wilde’ plannen

In een brief van 27 december 1937 vroeg het Lierse stadsbestuur de uitbetaling van de toelage van 16.576 frank als tussenkomst in de ‘artistieke’ herstellingskosten.23 De vraag die zich onmiddellijk stelt: waarom heeft het zolang geduurd tussen de aankoop in 1912 en de ingebruikname in 1937 van het Schaeckberd door de stadsdiensten. De grote boosdoener was de Eerste Wereldoorlog.

Op 4 augustus 1914 viel het Duitse leger België binnen. Lier bleef aanvankelijk gespaard van het oorlogsgeweld. Door de strategische ligging (als toegang tot Antwerpen) werd de stad vanaf 29 september 1914 gebombardeerd door de Duitsers die op 3 oktober bijna de volledige stad innamen. Hierna volgden twee dagen van Engelse beschietingen. Op 5, 6 en 7 oktober 1914 werd de stad door de Duitsers geplunderd en werden vele gebouwen in brand gestoken. De trieste balans was zwaar: bijna 700 huizen werden totaal verwoest en minstens evenveel waren onbewoonbaar door beschadigingen. De schade was het grootst in het stadscentrum, vooral op en rond de Grote Markt en Vismarkt.24

Omwille van de grote zware verwoestingen werd in Lier na de Eerste Wereldoorlog de wederopbouw overgenomen door de nationale overheid. Hiervoor werd de Dienst der Verwoeste Gewesten (DVG) in het leven geroepen.  Alhoewel de wederopbouw reeds startte tijdens de oorlog, werd het merendeel na de oorlog gerealiseerd.
Het Schaeckberd was echter zo goed als ongeschonden uit het oorlogsgeweld gekomen. Omdat het postgebouw in de F. Van Cauwenberghstraat totaal was verwoest, werd het ‘Klein Schaeckberd’ ingericht als postkantoor.25 Het stadsbestuur stond er financieel niet goed voor door de voorbije oorlog en probeerde een graantje mee te pikken uit de subsidiepot van DVG. Op 27 mei 1921 gaat er een brief naar de DVG om kosten op zich te nemen voor de herstelling van het Schaeckberd. Het loopt op een sisser uit. In een brief van 11 september 1922 laat DVG weten niet tussen te komen in het herstel. Zij beschouwt het niet als oorlogsschade maar als een verbouwing naar burelen.

Met een intense briefwisseling probeerde het stadsbestuur de druk op te voeren door regelmatig te wijzen op de bouwvallige toestand van het gebouw. Ze stuurde zelfs een nota van de stadsbouwmeester J. Meulepas waarin deze wees op een gebroken draagbalk die het ‘scheerwerk’ van het dak draagt. Mocht deze balk het begeven dreigde de voorgevel om te vallen. De zijgevel met Van Ouytsel was in zeer slechte staat en dreigde ook in te storten. De draagbalk werd tijdelijk door de stadsdiensten geschoord.26

Door de precaire toestand van de stadskas gebeurde er niet veel met het gebouw. De oorlog had verregaande gevolgen gehad voor de stadsfinanciën, waardoor in de gemeenteraad van 17 mei 1919 werd beslist om voor een minder duur en groots ontwerp te gaan. Er werd een ereloon van 5.120 frank aan architect Van Peborgh uitbetaald voor de niet-gerealiseerde ontwerpen.
In 1928 werd Van Peborgh opnieuw aan het werk gezet en hij legde nieuwe plannen voor aan het stadsbestuur. In de gemeenteraad van 30 augustus 1928 werd het nieuwe ontwerp besproken en moesten nog twee amigo’s toegevoegd worden aan het ontwerp. De architect raamde de werken op 500.000 frank. In de raad van 20 december 1928 werd het ontwerp opnieuw besproken en op 25 oktober 1930 werd het goedgekeurd door de Lierse gemeenteraad. In 1931 ging het bestuur opnieuw op zoek naar geld want de architect had de kosten van de verbouwing geraamd op 601.798 frank. Het Antwerpse provinciebestuur nam hiervan een kwart voor haar rekening. Ook ging het bestuur op zoek naar geld in Brussel, vooral bij het Ministerie van Kunsten en Wetenschappen. In 1912 werd het gebouw immers erkend als monument van de 3e klasse door de monumentencommissie, pas later op 20 februari 1939 zal het pand bij Koninklijk Besluit beschermd worden als monument. Maar er zat andermaal een addertje onder het gras. Het ministerie wil alleen de ‘artistieke’ herstellingskosten voor een kwart subsidiëren. Uit het bouwdossier werden daarom enkel de verbouwingswerken met ‘artistiek’ karakter weerhouden. Deze kost bedroeg in totaal 67.906 frank van de 601.798 frank voor de totale verbouwing. Het leverde het stadsbestuur een subsidie op van 16.576 frank. De verbouwingen sleepten aan tot eind 1937.

Plan van het Schaeckberd van de verbouwing in 1928: gelijkvloers en kelder (AL, KAMA0137: KPAL000554, plan 1, 1928)

In de nieuwe plannen vonden we niet enig een spoor van een tunnel naar het stadhuis, een pagaddertoren, een bibliotheek, een tentoonstellingszaal en de berging van de reuzentrein op de Brouwersvliet. De raadszaal bleef op het stadhuis. Volgens de nieuwe plannen kreeg de politie nog steeds een plek in het Schaeckberd. Vermoedelijk zijn ze later verhuisd naar de benedenverdieping van het stadhuis, want op een grondplan van 196027 zien we dat de volledige benedenverdieping van het stadhuis werd ingenomen door de politiediensten. Na de grondige restauratie van het stadhuis in de zestiger jaren verhuisden de politiediensten naar het nieuwe politiecommissariaat in de Huibrechtstraat. Momenteel zijn ze sinds 2006 eveneens gevestigd op de Dungelhoeffsite. De stedelijke diensten verhuisden wel naar het Schaeckberd.

De verhuis naar het Schaeckberd moet met een stille trom gebeurd zijn. Nergens, zowel in de lokale als nationale pers, vonden we een vermelding van de ingebruikname van het Schaeckberd. Enkel in een brief van 9 december 1937 aan het Bestuur van Schone Kunsten lezen we dat de werken op 9 november 1937 zijn beëindigd en de stadsdiensten sinds enkele dagen hun intrek hebben genomen in de nieuwe burelen.28

Hoe een oorlog de wilde plannen van een stad doorkruiste.

Download het artikel

Bewaar je dit artikel graag apart op je computer? Of lees je een bijdrage toch liefst nog op papier? Alle artikels zijn beschikbaar in een aangename pdf.

Download het artikel

André Van den Broeck (°1948) studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel, met een eindwerk over de vrijetijdsbesteding te Lier tijdens de tweede helft van de 18de eeuw. Hij was werkzaam als cultuurfunctionaris bij het Lierse cultuurcentrum. In 2018 publiceerde hij ‘Lier op de vlucht’, over de Lierse vluchtelingen tijdens WOI.

Download het artikel

Bewaar je dit artikel graag apart op je computer? Of lees je een bijdrage toch liefst nog op papier? Alle artikels zijn beschikbaar in een aangename pdf.

Download het artikel

André Van den Broeck (°1948) studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel, met een eindwerk over de vrijetijdsbesteding te Lier tijdens de tweede helft van de 18de eeuw. Hij was werkzaam als cultuurfunctionaris bij het Lierse cultuurcentrum. In 2018 publiceerde hij ‘Lier op de vlucht’, over de Lierse vluchtelingen tijdens WOI.

Voetnoten
  1. Archief Lier (AL), KAMA067: KPAL000843 tot KPAL000852.
  2. VAN CELST M., REYNS N. en BRUGGEMAN J. (2012) Bouwhistorisch onderzoek Lier – Grote Markt 57 ’t Schaeckberd. Bornem, 2012, p. 9-12.
  3. Oscar Van der Molen was brouwer geweest en woonde in de Violettestraat te Antwerpen. Hij was eveneens senator.
  4. Stadsverslag 1912, p. 35.
  5. Stadsverslag 1912, p. 32. De weduwe Van den Wyngaert-Vergouts bleek een moeilijke onderhandelaarster en bekwam bijkomende voorwaarden bij de aankoop van de repel grond. Zij zou levenslang genot verwerven van de afgestane grond en bij haar overlijden zou de serre op deze grond op stadskosten moeten verplaatst worden naar een andere eigendom in de buurt of moest de stad een schattingsprijs betalen voor vervanging van deze serre. De gedempte vlieten bleven stadseigendom omdat een stadseigendom door de tijd onvervreemdbaar is.
  6. VAN OUYTSEL M., Verzamelde stamboomgegevens over de Lierse tak Van Ouytsel. Mechelen, 1995, p. 53. Archief Lier, Briefwisseling 1912, 25: aankoop stadseigendommen. Brief Van der Molen aan burgemeester 05/09/1912.
  7. AL: Briefwisseling 1912, 25: aankoop stadseigendommen, Brief Van Ouytsel 13/09/1912 en Brief Paaps-Timmermans 13/05/1912.
  8. AL, Bevolkingsboeken, 1911-1920. Briefwisseling 1912, 25: aankoop stadseigendommen. KENNES H./WYLLEMAN, 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13N1, Brussel-Turnhout, p. 215-216.
  9. AL: Briefwisseling 1912, 25: aankoop stadseigendommen, Brief aan Van den Wyngaert-Vergouts, 04/04/1914.
  10. Vanaf 1881 werd het statuut van student-soldaat ingevoerd door de creatie van de ‘compagnies universitaires’. Ook in Antwerpen kwam er zo’n aparte legerafdeling van studenten. Vanden Meerschaut, J., ‘1881 Compagnie Universitaire’. UGentMemorie. Laatst gewijzigd 25.10.2017. www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1881-compagnie-universitaire
  11. Het Handelsblad, 22/12/1903, p. 2. Gazet van Lier, 27/12/1903, p.2. De Schapenkop, 27/12/1903, p. 2.
  12. Het Handelsblad, 27/10/1906, p. 2.
  13. Jozef Van Peborgh overleed te Lier op 23/08/1961. Dank aan Walter Sluydts voor het verstrekken van de familiegegevens. West Brabants Archief, Roosendaal, inv. 989: registers persoons- en inschrijvingsgegevens over Belgische vluchtelingen, deel 2, 1914-1920, folio 29. ARA, Central Register of Belgian Refugees, nr. 714.
  14. Van Peborgh speelde een rol bij de wederopbouw van Lier na de Eerste Wereldoorlog: Grote Markt 1, Lier (Den Oyevaer) - Gasthof De Valk, Grote Markt 27-28 - Winkelhuis Mechelen, Grote Markt 5, meesterwoning Den Moriaen, Berlaarsestraat 22-24. In opdracht van de Lierse Maatschappij voor de Huisvesting werkte hij mee aan het bejaardenhof Hemelplein (1949), tuinwijk Pallieter (1922) en Bogerse Velden (1927). In Antwerpen ontwierp hij Hotel De Jongh, Charlottalei 52 (1931) als burgerhuis in beaux-artsstijl; een eclectisch ensemble in de Cuperusstraat 38; woningen in de Broederminstraat 47-57, de Lange Achteromstraar 2-4 en de Laureisstraat 142-146. In het Vlaams Architectuurinstituut (Antwerpen) worden nog archief (2 dozen) en 1 lade plannenkast bewaard van architect Jozef Van Peborgh. Vooral de bouwtekeningen van de café/feestzaal De Valk worden hier grotendeels bewaard. Daarnaast worden er ook zijn ontwerpen voor bouwingen en verbouwingen aan het Lierse Hartziekenhuis alsook aan de Sint-Jozefkliniek in Mortsel bewaard. Dit was een zusterziekenhuis van het Lierse H. Hartziekenhuis. Zie: VANDEN EYNDE M., 100 Jaar sociaal wonen in Lier. Lierse maatschappij voor de Huisvesting. Lier, 2021. KENNES 1990, 154, 166, 200, 204, 207, 215 en 309. Vlaams Architectuurinstituut (Antwerpen): archief J. Van Peborgh.
  15. MARIVOET F., De geschiedenis van Emblem. Emblem, 2023, p. 359-365.
  16. Academie Royale, Brussel:  Architecture. ‘On demande le projet d'un monument commémoratif en l'honneur de l'œuvre du Congo’ (1903, n° 13221) en Architecture. ‘On demande le projet d'une entrée monumentale pour une ville importante’ (1906, n° 13224).
  17. STYNEN H. m.m.v. VAN DER AVOIRT I., ‘Kunst brengt gunst’. Jean-Jacques Winders (1849-1936) en de neo-Vlaamse renaissance, in: M&L - Monumenten, landschappen en archeologie, jrg. 5, nr. 6, p. 6-26.
  18. AL, Verzameling Kaarten en plannen: KAMA067: KPAL000843 tot KPAL000852.
    • Plan 1: Kelder (KPAL000851)
    • Plan 2: Gelijkvloers (KPAL000845)
    • Plan 3: 1ste verdieping (KPAL000848)
    • Plan 4: Zolder (KPAL000844)
    • Plan 5: Zijgevel Brouwerijstraat (KPAL000846)
    • Plan 6: Voorgevel Grote Markt (KPAL000843)
    • Plan 7: ontbreekt, niet aanwezig
    • Plan 8: Doorsnede vestibule (KPAL000849)
    • Plan 9: Doorsneden (KPAL000847)
    • Plan 10: Doorsneden (KPAL000850)
  19. AL: Briefwisseling 1910, Begroting 1910.
  20. Een pagaddertoren is een huistoren die in sommige havensteden (onder andere Antwerpen, Gent, Brugge) in de Spaanse tijd werd gebouwd om prestige te verhogen.
  21. In 1811 bouwden de Lierse schippers deze praalwagen voor de Lierse Ommegang als zinnebeeld van hun oude ambacht en het ooit welvarende Lier.
  22. Iedereen kent wel het kadaster, het openbaar register van alle gebouwen en gronden en hun eigenaars. Minder bekend is dat de start van het kadaster zich omstreeks 1800 situeert en het schatplichtig is aan de ideeën van de Franse Revolutie. De ‘gelijkheid’ in de bekende slogan ‘vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’ sloeg immers ook op fiscale gelijkheid: eigenaars op een rechtvaardige manier belasten op hun onroerende inkomsten. Vanaf 1834 hadden de meeste Belgische gemeenten het opmetingswerk van alle percelen en gebouwen achter de rug. Hiervan werd één exemplaar van dit plan bewaard op het gemeentehuis en een kopie hiervan bij het Ministerie van Financiën. Alle wijzigingen werden nadien aangebracht op deze plannen. Momenteel verloopt alles digitaal en bestaan er geen papieren plannen meer. Het kadaster is geen gemeentelijk dienst, maar een federale. De gemeente moest een ruimte ter beschikking stelling om deze plannen te bewaren en waar de staatsambtenaar zijn werk kon doen.
  23. ARA, Bestuur Schone Kunsten. Archief overgedragen in 1957. Nr. 177.
  24. DE BOT H. en VERVLOET G., Lier in de Groote Oorlog. 2014, Herentals-Lier, p. 9 e.v.
  25. Beschermingsdossier Grote Markt en omgeving Lier, 2017, p. 26.
  26. ARA, Dienst der Verwoeste Gewesten. Nr. 68 Lier: 5680 Huis Damberd (Schaeckberd). Grote Markt 1921-22.
  27. AL, Verzameling Kaarten en plannen: KAMA139: KPAL000580.
  28. ARA, Bestuur Schone Kunsten. Archief overgedragen in 1957. Nr. 177.
Literatuuropgave

AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017
AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, Beschermingsdossier Grote Markt en omgeving in Lier. Stadsgezicht, 2017

DE BOT en VERVLOET 2014
DE BOT H. en VERVLOET G., Lier in de Groote Oorlog. Herentals-Lier, 2014

KENNES, WYLLEMAN e.a. 1990
KENNES H., WYLLEMAN L., DECONINCK-STEYAERT R. en PLOMTEUX G., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13N1, Brussel-Turnhout, 1990

MARIVOET 2023
MARIVOET F., De geschiedenis van Emblem. Emblem, 2023

STYNEN 1986
STYNEN H. m.m.v. VAN DER AVOIRT I., ‘Kunst brengt gunst’. Jean-Jacques Winders (1849-1936) en de neo-Vlaamse renaissance, in: M&L - Monumenten, landschappen en archeologie, jrg. 5, nr. 6, 1986

VAN CELST, REYNS en BRUGGEMAN 2012
VAN CELST M., REYNS N. en BRUGGEMAN J. Bouwhistorisch onderzoek Lier – Grote Markt 57 ’t Schaeckberd. Bornem, 2012

VANDEN EYNDE 2021
VANDEN EYNDE M., 100 Jaar sociaal wonen in Lier. Lierse maatschappij voor de Huisvesting. Lier, 2021

VANDEN MEERSCHAUT 2017
Vanden Meerschaut, J., ‘1881 Compagnie Universitaire’. UGentMemorie. Laatst gewijzigd 25.10.2017. www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1881-compagnie-universitaire.

VAN OUYTSEL 1995
VAN OUYTSEL M., Verzamelde stamboomgegevens over de Lierse tak Van Ouytsel. Mechelen, 1995

Meer artikels

Alle artikels