Dit boek is eigenlijk als het ware een drieluik: Lier voor, tijdens en na de Groote Oorlog.
Een eerste bijdrage Roode daken en witte gevelen over het vooroorlogse stadsbeeld van Lier komt uit de pen van Marc Mees. “Reeds voor de Groote Oorlog, meer bepaald in de 19de eeuw, veranderde het uitzicht van Lier grondig. Hele straten kregen stilaan een ogenschijnlijk uniform, maar toch zeer gevarieerd wit aanzien.”
De tweede bijdrage De verwoesting van Lier van André Van den Broeck begint op 29 september 1914 en eindigt op 6 oktober wanneer Lier in Duitse handen valt. “De dagenlange bombardementen en gevechten hadden Lier onherkenbaar gemaakt. Een spoor van vernieling was door de stad getrokken. Zes dagen lang werd de stad door Duitsers en plunderaars geplunderd.Bij het uitbreken van de oorlog telde Lier 5513 woningen. Hiervan werden er 762 volledig vernield en 1400 onbewoonbaar.”
De wederopbouw, gedeeltelijk reeds begonnen tijdens de oorlog, maar vooral daarna, is ontrafeld door Greet Vervloet en Hugo De Bot en is het onderwerp van het derde luik. Onderwerpen zoals de Rechtbank voor Oorlogsschade, de wederopbouw tijdens de oorlog, het ‘Stijlendebat’, de nieuwe rooilijnen, de inbreng van de in 1921 gestichte Maatschappij voor Goedkope Woningen en de concentratie van verwoeste panden bij ‘rijke families’, worden toegelicht. De meest waardevolle bijdrage in dit derde luik vormen de ruim honderdvijftig geveltekeningen en -plannen van de ‘wederopbouw’ architecten. Sommige zijn meer aquarellen dan technische tekeningen. Ze worden geconfronteerd met de vooroorlogse toestand, het verwoeste pand tijdens de Groote Oorlog en de hedendaagse situatie.